In het rapport van de stuurgroep Zwangerschap en Geboorte werd onderzocht hoe de babysterfte in Nederland omlaag zou kunnen gaan. Nederland staat nu al een decennium in de statistieken bekend als het West-Europese land met de hoogste babysterfte, terwijl wij tot 1985 samen met de Scandinavische landen de minste babysterfte hadden in Europa. Politici en deskundigen buitelden over elkaar heen in het zoeken naar oorzaken en oplossingen. Waarschijnlijk is een deel van de sterfte het gevolg van miscommunicatie tussen verloskundigen en gynaecologen, maar zou de toegenomen acceptatie van levensbeëindiging of versterving bij ernstig zieken sinds het midden van de jaren tachtig ook niet een rol kunnen spelen?
In 1984 besloot de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) dat actieve levensbeëindiging toelaatbaar was en niet lang daarna formuleerden de Nederlandse rechtbanken ‘zorgvuldigheidseisen’, waardoor artsen bij naleving vrijgesteld konden worden van vervolging, ook bij het beëindigen van het leven van pasgeborenen. Hoewel actieve levensbeëindiging zelden gemeld wordt bij de landelijke toetsingscommissie, gebeurd het volgens de voorzitter van deze commissie wel met enige regelmaat. Volgens kinderarts Hans van Goudoever van het Erasmus MC in De Volkskrant van dinsdag 19 januari 2010 kiezen artsen er meestal voor om kinderen met ernstig zuurstoftekort te laten versterven, om procedures te ontlopen. Ook Gerbert van Loenen, adjunct-hoofdredacteur van Trouw, weet dat deze gevallen plaatsvinden en dat er onder kinderartsen verschil van inzicht bestaat. In Volzin schreef hij: “In Utrecht kan een open ruggetje aanleiding zijn voor levensbeëindiging, in Rotterdam is het dat bepaald niet.”
Uit de statistieken blijkt dat Nederland opvallend veel babysterfte heeft in de eerste maand na de geboorte, terwijl de babysterfte na de eerste maand lager ligt dan het EU-gemiddelde. Maar naar wie wijzen politici en deskundigen hun beschuldigende vingers? Naar de vrouwen die kiezen voor thuisbevallingen in Nederland. Maar onderzoek gepubliceerd in BJOG (International Journal of Obstetrics and Gynaecology, april 2009) laat zien dat thuisgeboorten niet leiden tot meer babysterfte. Zou het de hoge gemiddelde leeftijd kunnen zijn waarop Nederlandse vrouwen voor het eerst moeder worden? Ook niet, want daardoor wordt vooral de moedersterfte verhoogd en die is gemiddeld in Nederland. Er is wel hogere babysterfte onder allochtone vrouwen, maar ook daarin onderscheidt Nederland zich niet van andere landen. Het feit dat Nederlandse vrouwen kunnen kiezen voor verloskundigen die de geboorte zien als een natuurlijk gebeuren en gynaecologen die de geboorte behandelen als een medisch fenomeen zal waarschijnlijk ook bijdragen aan miscommunicatie in noodgevallen en niet altijd in het belang van de baby zijn. Daar heeft de Stuurgroep terecht op gewezen.
Maar ik denk niet dat wij het onderwerp versterving of levensbeëindiging moeten verzwijgen in de discussie over het hoge sterftecijfer onder pasgeborenen in Nederland. Onderzoeken tonen aan dat wij late zwangerschapsafbreking toestaan bij afwijkingen als een open ruggetje of waterhoofd. Wat betekent dit voor de acceptatie van gehandicapt leven van pasgeborenen? Uit het artikel in De Volkskrant blijkt dat het in Nederland mogelijk is om te kiezen voor versterving zelfs als de baby op eigen kracht kan ademen en het meer dan twee weken duurt voordat de pasgeborene overlijdt. Ik denk dat artsen in andere West-Europese landen meer moeite doen om levendgeborenen met ernstige afwijkingen te behandelen. Misschien moeten we daar ook eens over nadenken in deze discussie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten