zaterdag 8 januari 2011

Pornofestival en naakt in kunst en reclame

Gepubliceerd in Nederlands Dagblad, 18 mei 2007

Het pornofestival dat in 2007 in Amersfoort werd gehouden heeft geleerd dat christenen zich actief kunnen mengen in het debat over verseksualisering van de samenleving. Met respect voor elkaars verschillen zijn er kansen om samen met anderen de strijd tegen verseksualisering aan te gaan.

De schilderijen met mannelijk en vrouwelijk naakt van Rembrandt en Rubens waarderen christenen algemeen als kunst die getuigt van 'goede smaak', maar reclames zoals die van de vrouw in Hunkemöller-bikini boven de Hema in Utrecht worden al snel bestempeld als 'onzedelijk'. Zijn wij in de beoordeling van kunstwerken en reclames van deze tijd niet te bekrompen? De Bijbel spreekt namelijk heel positief over het lichaam en seksualiteit - denk aan de schoonheid van het naakte lichaam in het Paradijs, de lofprijzing op seks in Hooglied en de vermaning van Paulus dat je elkaar in een huwelijk seks niet mag onthouden.

Sinds de jaren zestig en zeventig zijn seksueel prikkelende afbeeldingen in kunst en reclames steeds meer deel geworden van het straatbeeld. Maar de laatste tijd heeft luid protest geklonken tegen de verseksualisering van de samenleving. Feministen hebben hierin een leidende rol gespeeld. De documentaire Beperkt Houdbaar door Sunny Bergman en het populaire boek Female Chauvinist Pigs van de Amerikaanse Ariel Levy uiten kritiek op de bimbocultuur en de invloed van de media en de cosmetica-industrie op de schoonheidsidealen van vrouwen. Om nog maar te zwijgen van de protesten van Renate Dorrestein, Stine Jensen en de PvdA'ers Jeroen Dijsselbloem en Karina Schaapman. Eigenlijk vallen de protesten van de ChristenUnie tegen onzedelijke kunst en reclame nauwelijks op in deze storm van kritiek.

Hoe staan christenen eigenlijk in dit debat? Zijn wij tegen alle reclames waar vrouwen of mannen poseren in bikini of ondergoed? Verwerpen wij alle kunstuitingen waarin blote lichamen voorkomen als onzedelijk? Of mogen we er soms wel binnenskamers van genieten, maar niet op straat? Mag de overheid censuur toepassen en dus de vrijheid van meningsuiting aantasten?

In het debat met kunstenaars en christenen over het pornofestival in Amersfoort (van 20 april tot 1 mei 2007) kwamen een aantal duidelijke principes naar voren, die misschien de discussie over dit onderwerp kunnen stimuleren.

In de eerste plaats zouden we de vrijheid van kunstenaars niet willen inperken. Zij communiceren via hun kunst, en kunnen een belangrijke rol in de samenleving vervullen door vooronderstellingen en gewoontes te bekritiseren. Maar de morele boodschap die een dergelijk kunstwerk verkondigt, vraagt om een reactie. En die hoeft niet altijd positief te zijn. Kunst nodigt uit tot debat en christenen hoeven dat debat niet te schuwen.

In de tweede plaats is verbeelding van het lichaam en seksualiteit niet bij voorbaat verkeerd. Kunst waarin het menselijk lichaam en seksualiteit met eerbied voor Gods schepping worden benaderd, beoordelen we heel anders dan kunst en reclames die uiting geven van minachting voor Gods geboden, die respectloos omgaan met het lichaam en seksuele immoraliteit stimuleren.
En het gebruik van vrouwen als lustobject in reclames is eigenlijk verwerpelijker dan in expliciete kunst. Want kunst wil tenminste nog een debat op gang brengen. Reclames willen alleen maar hun producten verkopen. Niet alleen gebruiken zij de meest intieme delen van vrouwenlichamen voor commerciële doeleinden, ook creëren zij een verwrongen beeld van seksualiteit en relaties.

In de derde plaats moeten we onderscheid maken tussen kunst in de openbare ruimte en in gesloten ruimtes. Niet iedereen is ermee gediend om provocerende en seksueel expliciete kunst opgedrongen te krijgen, zeker kinderen niet. Seksuele beelden zijn moeilijk te negeren en moeilijk te vergeten. Wat door het oog naar binnen komt, kan het hart en het handelen negatief beïnvloeden. Daarom hoort provocerende kunst of seksueel expliciete kunst die schadelijk kan zijn voor toevallige voorbijgangers en kinderen thuis in een museum of galerie, met een waarschuwing op de deur. Maar deze kunst kan in de context van een museum ook door christenen worden gewaardeerd. Zelf was ik ingenomen met de kritische verbeelding van de porno-industrie in een zeer expliciet kunstproject tijdens het pornofestival.

In de vierde plaats hoeft deze kunst natuurlijk niet gefinancierd te worden met belastinggeld. Sinds Thorbecke, die zei dat de overheid geen oordelaar van kunst en wetenschap is, heeft de overheid zich terughoudend opgesteld. De beoordeling bij het verlenen van subsidies of de aankoop van kunst wordt daarom vaak gedaan door kunstcommissies. Hoe breder deze commissies zijn samengesteld en hoe meer burgers erin zijn vertegenwoordigd, hoe minder kansrijk provocerende projecten zijn. Maar ook in het beoordelen van subsidieaanvragen stelt de overheid eisen. Niet alleen moet de aanvraag ingediend worden voor een bepaalde datum en moet het kunstwerk ingepast worden in de omgeving, het moet ook vaak voldoen aan een zekere artistieke kwaliteit en maatschappelijk relevantie. Zedelijke overwegingen mogen dus best een rol spelen in de discussie of een kunstproject subsidie verdient.

De tijd is rijp om actie te ondernemen. Lokale politici kunnen zich mengen in de discussie over subsidies, vergunningen en kunst in de openbare ruimte. Burgers kunnen contact opnemen met winkelketens en producenten van seksueel geladen reclames. Ouders en leerkrachten kunnen kinderen weerbaar maken en met tieners spreken over de invloed die deze beelden hebben op hun ideeën over seks en relaties. En met respect voor onze onderlinge verschillen kunnen we samen met de feministen en vertegenwoordigers van een aantal andere politieke partijen proberen gelegenheidscoalities te sluiten in de strijd tegen de seksualisering van de maatschappij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten